WAT WIJ GELOVEN

De Bijbel is de enige bron en norm van ons geloof, het is de maatstaf van absolute waarheid. Zo zijn er belangrijke geloofspunten die onbetwistbaar zijn. Een fundamenteel geloofspunt is dat Jezus Christus de enige weg en waarheid is tot eeuwig leven. Hij is gekomen om zondaars te redden. Alleen door Zijn offer kon de relatie met God op individuele basis worden hersteld.

In deze sectie willen wij hier graag dieper op ingaan. U vindt hieronder een puntsgewijze opsomming van belangrijke bijbelse thema’s, welke de basis vormen voor onze manier van samenkomen en hetgeen wij geloven.


DE GODHEID

Wij geloven in één God, die Schepper van alle dingen is (Genesis 1). Hij bestaat van eeuwigheid tot eeuwigheid in drie Personen: Vader, Zoon en Heilige Geest. Alle dingen zijn door Hem geschapen en bedoeld tot Zijn eer (Kolossenzen 1:16).

DE BIJBEL

Wij beschouwen de Bijbel als het onfeilbare Woord van God (Psalm 12:7). Dit Woord is gezaghebbend over ons gemeenschappelijk en persoonlijk leven. Naast de Bijbel onderschrijven wij niet expliciet enige belijdenisgeschriften. Het Woord van God is genoeg om ons in alle waarheid te leiden (2 Timotheüs 3:16).

DE PERSOON EN HET WERK VAN JEZUS CHRISTUS

Door de zonde kan geen mens van zichzelf tot God naderen (Romeinen 3:23). God had de mensen echter zo lief, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon naar de wereld zond. Hij heeft onze zonden op Zich genomen (2 Korinthiërs 5:21) en is in onze plaats gestorven (Romeinen 5:8). Ieder die Hem aanneemt, ontvangt eeuwig leven en gaat niet verloren (Romeinen 3:24, Johannes 3:16). Alleen door het geloof in de Heer Jezus kunnen wij deel krijgen aan dit leven (Johannes 14:6, Hebreeën 7:26-28). Bovendien mogen wij in Christus nu al delen in alle geestelijke zegeningen (Efeziërs 1:3). Daarom is Hij het waard geprezen te worden tot in alle eeuwigheid (Openbaring 5:12).

ALGEMEEN PRIESTERSCHAP

Alle gelovigen samen vormen een heilig en koninklijk priesterschap (1 Petrus 2:5,9). Allen staan wij gelijk: er is geen sprake van onderscheid tussen geestelijken of leken (Mattheüs 23:8).

Als heilige priesters komen wij bij God om Hem onze (geestelijke) offers te brengen. In Christus zijn wij geheiligd en door Hem kunnen wij tot God naderen (Hebreeën 10:14). Zoals Aäron en zijn zonen als priesters mochten naderen tot God, zo mogen wij dit nu ook doen (Hebreeën 10:19-20, 1 Petrus 2:5).

Als koninklijke priesters komen wij bij God vandaan met zegen, zoals Melchizedek met brood en wijn Abraham tegemoet ging (Genesis 14:18). Wij zijn geroepen om de deugden van God te verkondigen aan de mensen om ons heen (1 Petrus 2:9). Wij zullen straks, na de verschijning van Christus, tot zegen zijn in onze regering met Hem ten tijde van het vrederijk (Openbaring 20:6). Maar ook in het leven vóór Zijn komst mogen wij tot zegen zijn, door de Heer na te volgen en als Hem te leven, goed doende (Micha 6:8, 1 Petrus 2:12).

DE TAFEL VAN DE HEER

De tafel van de Heer is de nieuwtestamentische tegenhanger van het brandofferaltaar (1 Korinthiërs 10). Door het verzoeningswerk van Jezus Christus mogen wij nu priesterdienst voor God verrichten en geestelijke offeranden brengen in het hemelse heiligdom. Christus is onze machtige en volmaakte Hogepriester die één keer, voor altijd, het offer heeft gebracht voor de ongehoorzaamheid van alle mensen (Hebreeën 7:27). Dit tekent het grote contrast met het oude verbond, waar ieder jaar verzoening moest worden gedaan (Leviticus 9:7).

Tijdens een eredienst gedenken wij dit allesomvattende offer van de Heer door het houden van het avondmaal (1 Korinthiërs 11:26). Elke wedergeboren gelovige (Johannes 1:12-13) is op grond van een persoonlijk gesprek, een aanbevelingsbrief (2 Korinthiërs 3:1) of een getuigenis van broeders en zusters welkom om deel te nemen. Deze persoon moet vrij zijn van zondige levenswandel (1 Korintiërs 5) en verkeerde leer (2 Johannes) en hij of zij mag geen praktische gemeenschap hebben met de boze (1 Johannes 2, 1 Johannes 5:18-19).

Aan de tafel van de Heer wordt namelijk uitdrukking gegeven aan de eenheid van het lichaam van Christus. Zo vormen het avondmaal en de tafel van de Heer één geheel (1 Korinthiërs 10:17,21). Als priesters (1 Petrus 2:5) en huisgenoten van God (Efeziërs 2:19-20) hebben wij niet alleen rekening te houden met onze eigen heiliging (2 Korinthiërs 7:1b), maar ook met de heiligheid van God (Psalm 93:5, 1 Petrus 1:15-16).